De bijzondere voorwerpen nr.8
Patacon, corone of mastele: de cirkelvormige plaketten op cougnous van de Gemeentelijke Musea van Anderlecht
Tijdens de periode dat het Begijnhof gesloten is vanwege renovatiewerkzaamheden zet het Erasmushuis elke maand een bijzonder voorwerp uit de omvangrijke historische, archeologische, folkloristische en religieuze collectie van de Gemeentelijke Musea in de kijker. Hier worden u twee Patacons of cirkelvormige plaketten op cougnous gepresenteerd.
1. Patacon of schijfje op cougnou
Schijfje uit pijpaarde met als afbeelding een bekend spreekwoord van Jacob Cats, ‘Elck vogelke singt soo ’t gebeckt is’. Naast het stukje ligt zijn mal.
België, 1850-1900 Pijpaarde diam.
10 cm – mal 11,5 cm
Inv. BEG 6203.3 et 6203.4
2. Patacon of schijfje op cougnou
Schijfje uit pijpaarde, met een allegorische voorstelling van de godin Flora.
België, ca. 1900-1950 Pijpaarde diam. 11,3 cm
Inv. BEG 6203.27
De ‘cougnous’ zijn de bekende kerstbrioches versierd met een roze kindeke Jezus van suiker en gevuld met krenten en rozijnen, parelsuiker of chocoladeschilfers. Vroeger werden ze versierd met een schijfje, genaamd patacon, mastele, corone of makaron afhankelijk van de regio. Tegenwoordig worden ze nog slechts door enkele vaklieden in Wallonië vervaardigd.
De geschiedenis van de patacons
De oorsprong van het schijfje of patacon op de cougnou gaat terug tot de eerste eeuwen van het christendom en tot het door de Germanen vervaardigde rituele brood ter vervanging van hun vroegere mensen- en dierenoffers. Dit brood, de vollaard, bestond uit aalbessen en was genoemd naar de Germaanse god Vol, aan wie het werd geofferd. Deze gewoonte, overgenomen door de katholieke Kerk voor talrijke feesten en ceremonies (Kerstmis, Carnaval, huwelijken…) gaf aanleiding tot het maken van een brioche, waarvan de vorm het Kindeke Jezus moest voorstellen – geroepen zich op te offeren om de mensheid te verlossen – en die verder werd verfraaid met versieringen in biscuitbeslag. Op het beroemde schilderij van Pieter Bruegel de Oude, Kinderspelen (Wenen, Kunsthistorisches Museum, 1560), is te zien dat een van de personages zo’n brioche onder zijn arm houdt. Vanaf de 16de eeuw worden ze versierd met cirkelvormige plaketten of schijfjes uit pijpaarde, de zogeheten patacons – benaming die vooral in Vlaanderen wordt gebruikt en die afgeleid zou zijn van patagon, een zilveren muntstuk dat werd ingevoerd in de vroegere Zuidelijke Nederlanden tijdens het Spaanse bewind van de aarsthertogen Albrecht en Isabella (1598-1621) en waarmee de brioches voor Kerstmis of Nieuwjaar werden versierd. Maar aangezien andere regio’s hieraan verschillende benamingen gaven, blijft de etymologie van dit woord onzeker.
Vervaardiging en iconografie van patacons
De patacons bestaan uit een kleisoort gebruikt voor de vervaardiging van kleiaarden pijpen (vandaar de benaming pijpaarden) en afkomstig uit de Maas- en Rijnlandvallei. Na vermaling en langdurige onderdompeling in water wordt de klei romig wit en kan dan gemakkelijk tot ronde schijfjes worden bewerkt, die vervolgens worden geplet met de hand of met behulp van een houten pers in een speciale pataconmal. Later gebruiken de vaklieden een metalen stempelpers, waarop een model wordt bevestigd met het in reliëf te stempelen motief. Pas in de 16de eeuw wordt de vervaardiging van deze vormen door gespecialeerde modellenmakers een beroepsactiviteit. Na het drogen en bakken worden de patacons afgeborsteld en zijn dan klaar om te worden beschilderd met diverse al dan niet religieuze motieven (heiligen, Christusfiguur, Maagd Maria of portretten van koningen, stichtende taferelen, dieren, bloemen, vruchten, schepen…) Tegenwoordig nagenoeg in onbruik geraakt, duurde de vervaardiging van deze ronde schildjes op cognous tot aan de jaren 1950-60.
De stukken van de Gemeentelijke Musea van Anderlecht
Bij de oudste van de twee hier tentoongestelde patacons is ook zijn vorm te zien daterend uit de 19de eeuw, de ondergrond van de cirkelvormige plaketten werd toen nog niet beschilderd, terwijl profane afbeeldingen steeds vaker voorkwamen. Het afgebeelde onderwerp zou een populair spreekwoord kunnen illustreren afkomstig uit een werk van Jacob Cats (Spiegel van den voorleden en tegenwoordigen tijd. Derde deel, ca. 1620): ‘Elck vogelke singt soo ’t gebeckt is’, wat betekent dat de vogel het liedje, dat hij laat horen, niet kan kiezen, omdat dit door de vorm van zijn bekje wordt bepaald. Het motief op de patacon is identiek aan dat van de bij het spreekwoord passende afbeelding in bovenvermeld boek, namelijk een arm oud vrouwtje en een zeer goed uitgedoste man die samen ruzie staan te maken maken in bijzijn van hun drie kinderen, wat erop neerkomt dat het menselijk wezen, in tegenstelling tot de vogel, verantwoordelijk is voor de woorden die uit zijn mond komen en dat hij dus moet oppassen geen woorden te uiten die zijn entourage kunnen kwetsen. De tweede patacon is veel recenter (tussen 1900 en 1950), want de ondergrond is hier wit geschilderd. Het gaat om een allegorische voorstelling van Flora, godin van de lente en de bloesemtijd, hetgeen blijkt uit het boeket en het opschrift Flora, op de rots.